Arbitragehof geeft kritiek op te vage formulering in Welzijnswet
Het Arbitragehof oordeelde meer bepaald dat dit artikel in strijd is met het grondwettelijk legaliteitsbeginsel omdat het inbreuken op een te vage verplichting strafbaar stelt. Men legt de werkgever immers op ‘de nodige maatregelen te treffen ter bevordering van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk’. Dat vindt het Arbitragehof dus een te vage verplichting.
Het Arbitragehof merkte verder op dat artikel 5 van de Welzijnswet “geen echte preventiebeginselen omvat maar wel een aantal algemene verplichtingen voor de werkgever betreffende het voeren van een efficiënt welzijnsbeleid”. Volgens het Arbitragehof kunnen de bijzonder vage bewoordingen niet voldoende worden gepreciseerd door de andere relevante bepalingen van de wet, de parlementaire voorbereiding ervan en de internationale bepalingen waarop zij is geïnspireerd. In de mate dat dit artikel van de welzijnswet voorziet in een straf voor elke inbreuk op deze algemene verplichting, maakt deze strafbepaling “het de personen die het beoogt, niet mogelijk om, op het ogenblik dat zij een gedrag aannemen, te weten of dat gedrag al dan niet strafbaar is”.
De bal bevindt zich nu in het kamp van de regering. Zij zal een wijziging van de welzijnswet ter stemming moeten voorleggen om haar in overeenstemming te brengen met dit arrest.